Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO7595

Datum uitspraak2004-02-20
Datum gepubliceerd2004-04-23
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/67454
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gronden beroep / zienswijze. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRS, zoals de uitspraak 200302241/1 van 23 juni 2003, is door de enkele verwijzing in het beroepschrift naar de door de vreemdeling ingediende zienswijze voldaan aan de eisen die artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, Awb stelt, indien uit die zienswijze zonder meer valt af te leiden op welke gronden de vreemdeling opkomt tegen het bij de rechtbank bestreden besluit van verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank is dit in de onderhavige procedure niet het geval. Verweerder heeft in de bestreden beschikking de argumenten die eiser in zijn zienswijze tegen het voornemen naar voren heeft gebracht uitgebreid en gemotiveerd weerlegd. Van eiser had mogen worden verwacht dat hij daartegen in beroep gronden had aangevoerd. Eiser heeft hieraan, howel de rechtbank hem conform artikel 6:6 Awb in de gelegenheid heeft gesteld, niet voldaan. Het beroepschrift bevat derhalve geen gronden in de zin van de Awb en is daarom niet-ontvankelijk.


Uitspraak

RECHTBANK te ‘s-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Zwolle sector vreemdelingenrecht regnr.: Awb 01/67454 UITSPRAAK inzake: A, geboren op [...] 1984, van Soedanese nationaliteit, IND dossiernummer 0009.11.8040, gemachtigde: mr. C. van den Berg, advocaat te Zwolle, eiser; tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. N.A.P. Trommelen, ambtenaar ten departemente, verweerder. 1 Procesverloop 1.1 Op 11 september 2000 heeft eiser een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend. Bij beschikking van 22 november 2001 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 12 december 2001 is daartegen beroep ingesteld. 1.2 Het beroep is ter zitting van 21 januari 2004 behandeld. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2 Toetsingskader 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2.2 Op 1 april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in werking getreden en is de Vreemdelingenwet (Vw) ingetrokken. Op grond van artikel 117, eerste lid, Vw 2000 wordt de aanvraag aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. 3 Overwegingen 3.1 Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het beroepschrift gronden bevat. Van de inhoud van een beroepschrift mag worden verlangd dat op de motivering van de bestreden beschikking wordt gereageerd. Een niet gemotiveerde verwijzing naar stukken die zich in het dossier bevinden en die bekend waren ten tijde van het nemen van de beschikking, of een verwijzing naar wettelijke bepalingen of vaste jurisprudentie, is daartoe in beginsel onvoldoende. 3.2 In beroep is aangevoerd dat eiser uitdrukkelijk handhaaft al hetgeen hij in zijn zienswijze op het voornemen van verweerder naar voren heeft gebracht. 3.3 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), zoals onder meer de uitspraak van 23 juni 2003 (kenmerk 20030224/1; JV 2003/351), is door de enkele verwijzing in het beroepschrift naar de door de vreemdeling ingediende zienswijze voldaan aan de eisen die artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, Awb stelt, indien uit die zienswijze zonder meer valt af te leiden op welke gronden de vreemdeling opkomt tegen het bij de rechtbank bestreden besluit van verweerder. 3.4 Naar het oordeel van de rechtbank is dit in de onderhavige procedure niet het geval. Verweerder heeft in de bestreden beschikking de argumenten die eiser in zijn zienswijze tegen het voornemen naar voren heeft gebracht uitgebreid en gemotiveerd weerlegd. Van eiser had dan ook mogen worden verwacht dat hij daartegen in beroep gronden had aangevoerd. Eiser heeft hieraan, hoewel de rechtbank hem conform artikel 6:6 Awb in de gelegenheid heeft gesteld, niet voldaan. Het beroepschrift bevat derhalve geen gronden in de zin van de Awb. 3.5 Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. 3.6 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. 4 BESLISSING De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman (voorzitter), mr. W.J.B. Cornelissen en mr. L.J. Hofstra in tegenwoordigheid van M.G. den Ambtman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2004. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afschrift verzonden: 20 februari 2004